Het Hoogfeest van Christus Koning van het Heelal is de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Aan het einde wil de liturgie nog even duidelijk neerzetten dat Jezus Koning is. De gekozen lezingen maken duidelijk om welk een koningschap het gaat.
In het A-jaar (2017) lezen we in het evangelie hoe Jezus aankondigt dat de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid, vergezeld van alle engelen, en plaats zal nemen op de troon van zijn glorie. Alle volkeren worden bij Hem bijeengebracht en Hij zal ze scheiden in twee groepen. De ene groep wordt in het Koninkrijk van God opgenomen en de andere wordt naar het eeuwige vuur verwezen. Een beeld waar wij vandaag niet zo goed raad meer mee weten.
Wat maakt het verschil? Heb je de hongerige die je tegenkwam te eten gegeven? Heb je de dorstende die je tegenkwam te drinken gegeven? Heb je de vreemdeling opgenomen? Heb je de naakte gekleed? Heb je de zieke bezocht? Heb je de gevangene bezocht? AL wat je gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan! Hongerigen te eten en dorstigen te drinken geven, vreemdelingen opnemen, naakten kleden, zieken en gevangenen bezoeken: doen zoals Jezus gedaan heeft, de Wet omzetten in daden, recht en gerechtigheid doen. Dát maakt het verschil!
Volgend week begint de advent. Deze weken bereiden we ons voor op de geboorte van God in de Mensenzoon. God die mens geworden is. Jezus heeft het ons voorgeleefd. Een nieuw kerkelijk jaar ligt voor ons, een nieuw begin – telkens weer mogen we opnieuw beginnen – om dat verschil te maken. En als we dat in alle oprechtheid proberen, dan hoeven we dat eeuwige vuur niet te vrezen, dan is het Koninkrijk van God nabij.
In het B-jaar (2018) lezen we in het evangelie (Joh. 18, 33b-37) de woordenwisseling tussen Pilatus en Jezus over het al of niet koning zijn van Jezus. Jezus is op een andere wijze Koning dan dat de keizer dat is: ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld, is niet van hier.‘ Jezus zegt zelf van zijn koningschap: ‘Hiertoe werd Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stem‘. Wat dit koningschap uiteindelijk betekent wordt zichtbaar op het kruis: Dienaar zijn van de minsten, je leven geven voor de armen, voor de kleine en ontrechten.
In het C-jaar (2019) lezen we in het evangelie (Lc. 23, 35-43) hoe Jezus Koning der joden wordt genoemd. Jezus is Koning vanaf het Kruis. Zijn koningschap is niet als een heerser vanaf een troon, maar als een dienaar vanaf het kruis. Ik zie hierbij ook het kruis van San Damiano voor mij, het kruis vanaf waar de Heer zelf Franciscus geopenbaard heeft wat hij moest doen. Kijkende naar dit kruis zie ik geen lijdende of dode Christus. Ik zie een verheerlijkte Christus. Ik zie de Heer stralend en levend voor het open lege graf staan. Als een Koning die lijden en dood heeft overwonnen. Zijn Koningschap is allesomvattend, hemel en aarde, goden en mensenvolk. Gods koningschap is universeel. ‘Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.’ (Fil. 2, 6-11)
Volgende week begint de advent. Deze weken bereiden we ons voor op de geboorte van God in Jezus Christus, de Mensenzoon. God die mens geworden is, het ons in Jezus heeft voorgeleefd. Een nieuw kerkelijk jaar ligt voor ons, een nieuw begin – telkens weer krijgen we een nieuwe kans. Als we oprecht proberen de gestalte van Jezus Christus uit te leven in onze dienst aan de minsten, de armen, de kleinen en ontrechten dan hoeven we de toekomst niet te vrezen, dan is het Koninkrijk van God nabij.